In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WIA-uitkering. Appellante, die sinds 24 augustus 2009 wegens psychische klachten niet meer kan werken, heeft aanvankelijk een WGA-uitkering geweigerd gekregen, maar is na bezwaar alsnog in aanmerking gebracht voor een uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft echter op 15 februari 2013 deze uitkering ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid volgens hen was afgenomen naar minder dan 35%. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is en heeft zij diverse medische verklaringen overgelegd ter ondersteuning van haar stelling. De Centrale Raad van Beroep heeft deskundigen ingeschakeld, waaronder psychiater dr. P. Naarding, die concludeerde dat appellante niet in staat is tot duurzaam participeren op de arbeidsmarkt. De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv vernietigd en het besluit van 15 februari 2013 herroepen, waardoor de arbeidsongeschiktheid van appellante ongewijzigd op 80 tot 100% blijft en zij recht heeft op een WGA-uitkering.
De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.480,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 166,- aan appellante vergoedt. De uitspraak is gedaan op 11 november 2016.