ECLI:NL:CRVB:2016:4257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na niet meewerken aan huisbezoek met psychiatrische klachten als factor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond verklaarde. Appellante had op 18 december 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet. Na onderzoek naar haar bankafschriften, waarbij onregelmatigheden aan het licht kwamen, heeft het college op 17 april 2015 de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij niet had meegewerkt aan een huisbezoek op 2 april 2015. Tijdens dit huisbezoek weigerde appellante vragen te beantwoorden, wat leidde tot de conclusie dat het college niet kon vaststellen of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar psychische klachten een rol speelden bij haar gebrek aan medewerking tijdens het huisbezoek. Ze verwees naar een Sociaal Medisch Advies van de GGD Haaglanden, waaruit bleek dat zij onder behandeling was voor psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat uit het SMA niet kon worden afgeleid dat appellante ten tijde van het huisbezoek zodanige klachten had dat zij niet in staat was om te antwoorden. De Raad bevestigde dat de schending van de inlichtingen- en medewerkingsverplichting door appellante het college verhinderde om het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand af te ronden. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.