ECLI:NL:CRVB:2016:4250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- H.C.P. Venema
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding en hoofdverblijf
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand van betrokkene 1, die van 29 maart 2004 tot en met 29 augustus 2010 en vanaf 28 september 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene 1 zijn hoofdverblijf had aan het adres van betrokkene 2, waar hij een gezamenlijke huishouding voerde. De Raad komt tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat betrokkene 1 dit niet heeft gemeld. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de periode waarin betrokkene 1 zijn hoofdverblijf aan het adres van betrokkene 2 had, maar laat de rechtsgevolgen van de eerdere besluiten in stand. Het verzoek van betrokkene 1 om schadevergoeding wordt afgewezen, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.