ECLI:NL:CRVB:2016:4234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- H.C.P. Venema
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Delft werd bevestigd. Appellante, die bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) had aangevraagd, werd door het college geweigerd omdat zij niet als alleenstaande werd beschouwd, maar als samenwonend met M, de vader van haar kinderen. Het college stelde dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat door het onweerlegbaar rechtsvermoeden werd ondersteund. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde dat appellante en M hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden en dat er uit hun relatie twee kinderen waren geboren, wat de gezamenlijke huishouding bevestigde. De Raad oordeelde dat de bijzondere omstandigheden van appellante, zoals de behoefte aan ondersteuning door M, niet voldoende waren om de afwijzing van de bijstandsaanvraag te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.