ECLI:NL:CRVB:2016:4224

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
14/4830 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Wajong-uitkering na hoger beroep en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te weigeren. Appellante had op 15 april 2013 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, maar deze was op 9 juli 2013 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerdere uitspraak het beroep tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. Tijdens het hoger beroep heeft het Uwv op 22 september 2016 een nieuwe beslissing genomen, waarbij aan appellante met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering werd toegekend, maar de Raad moest beoordelen of dit besluit volledig tegemoetkwam aan de eisen van appellante.

De Raad oordeelde dat het Uwv besluit 1 niet langer handhaafde en dat dit besluit, evenals de eerdere uitspraak van de rechtbank, vernietigd moest worden. De Raad stelde vast dat appellante recht had op inkomensondersteuning, maar dat dit recht pas zestien weken na de aanvraag kon ontstaan. Dit betekende dat het recht op uitkering pas op 5 augustus 2013 kon ingaan. De Raad verklaarde het beroep tegen het nieuwe besluit van het Uwv ongegrond, maar veroordeelde het Uwv wel in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.232,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/4830 Wajong, 16/6307 Wajong
Datum uitspraak: 4 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
24 juli 2014, 13/5772 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A.L. Timmermans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 12 oktober 2015 heeft onderzoek ter zitting van een enkelvoudige kamer plaatsgevonden. Appellante is daar verschenen, bijgestaan door mr. Timmermans. Namens het Uwv is
M.J.H. Maas verschenen.
Na de zitting is het onderzoek heropend voor het instellen van een onderzoek door een deskundige. De deskundige, psychiater dr. O. de Klerk, heeft op 17 mei 2016 rapport uitgebracht.
De enkelvoudige kamer heeft het geding verwezen naar een meervoudige kamer.
Voorafgaand aan de zitting van de meervoudige kamer heeft het Uwv nieuwe stukken ingezonden, waaronder een besluit van 22 september 2016.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 september 2016. Partijen zijn – met voorafgaand bericht – niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren op [geboortedatum] 1989. Zij heeft op 15 april 2013 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), zoals die wet toen luidde.
1.2.
Bij besluit van 9 juli 2013 heeft het Uwv appellante een uitkering geweigerd. Appellantes bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 18 november 2013 (besluit 1) ongegrond verklaard.
1.3.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen besluit 1 ongegrond verklaard.
1.4.
Hangende het hoger beroep heeft het Uwv op 22 september 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (besluit 2). Bij besluit 2 is aan appellante met ingang van 5 augustus 2013, zestien weken na de aanvraag van 15 april 2013, een uitkering op grond van de Wet Wajong toegekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%.
2.1.
De Raad overweegt het volgende.
2.2.
Nu niet kan worden vastgesteld of met besluit 2 geheel aan het beroep van appellante is tegemoetgekomen, moet dit besluit met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij de beoordeling worden betrokken.
2.3.
Nu het Uwv besluit 1 niet langer handhaaft, moet dit besluit worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak, waarbij besluit 1 in stand is gelaten.
2.4.
Aan appellante is inkomensondersteuning toegekend. Op grond van artikel 2:39, eerste lid, van de Wet Wajong heeft de jonggehandicapte pas recht op inkomensondersteuning als recht op arbeidsondersteuning bestaat. Volgens artikel 2:15, tweede lid, kan het recht op arbeidsondersteuning eerst zestien weken na de aanvraag ontstaan. Gezien deze bepalingen kon appellantes recht niet eerder ontstaan dan zestien weken na haar aanvraag van
15 april 2013, te weten op 5 augustus 2013.
2.5.
Nu appellantes aanvraag van een uitkering op grond van de Wet Wajong voor het overige is gehonoreerd, moet het beroep voor zover dat wordt geacht te zijn gericht tegen besluit 2 ongegrond worden verklaard.
3. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.240,- aan kosten voor rechtsbijstand in eerste aanleg en € 992,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, tezamen € 2.232,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 18 november 2013 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 22 september 2016 ongegrond;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 166,- vergoedt;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.232,-
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) L.H.J. van Haarlem

NK