ECLI:NL:CRVB:2016:4199
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Op 3 maart 2016 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze procedure betrokken is, heeft mr. J.H. Gerritsen verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De appellant heeft hierop een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in aanmerking genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De appellant betoogde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een proceskostenvergoeding, omdat er geen verweerschrift door de betrokkene zou zijn ingediend. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat er wel degelijk een verweerschrift was ingediend door mr. Gerritsen op 11 september 2015, wat op 14 september 2015 aan de appellant was verstuurd.
De Raad heeft geoordeeld dat de appellant in de kosten van de betrokkene moet worden veroordeeld, omdat deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 496,- voor de verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2016.