ECLI:NL:CRVB:2016:4199

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
15/4283 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep door bestuursorgaan en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Op 3 maart 2016 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze procedure betrokken is, heeft mr. J.H. Gerritsen verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De appellant heeft hierop een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in aanmerking genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De appellant betoogde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een proceskostenvergoeding, omdat er geen verweerschrift door de betrokkene zou zijn ingediend. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat er wel degelijk een verweerschrift was ingediend door mr. Gerritsen op 11 september 2015, wat op 14 september 2015 aan de appellant was verstuurd.

De Raad heeft geoordeeld dat de appellant in de kosten van de betrokkene moet worden veroordeeld, omdat deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 496,- voor de verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 november 2016
15/4283 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 juni 2015, 14/5208 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Infrastructuur en Milieu (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 3 maart 2016 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. J.H. Gerritsen verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Appellant stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een vergoeding van proceskosten omdat er namens betrokkene geen verweerschrift is ingediend en het is ook niet aannemelijk dat er aan de zijde van betrokkene naar aanleiding van het ingestelde hoger beroep (substantiële) kosten zijn gemaakt.
De Raad volgt de standpunten van appellant niet. Bij brief van 11 september 2015 heeft
mr. Gerritsen namens betrokkene wel degelijk een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift is op 14 september 2015 aan appellant verstuurd.
De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 496,- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 496,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2016.
(getekend) B. J. van de Griend
(getekend) N. Khachatryan

HD