ECLI:NL:CRVB:2016:4193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onvoldoende financiële informatie en bewijsnood
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellant had zich op 12 augustus 2013 gemeld voor bijstandsverlening, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van voldoende informatie over zijn financiële situatie, met name over de periode voorafgaand aan zijn aanvraag. Appellant had verklaard dat hij had geleefd van criminele activiteiten en geleend geld, maar kon geen bewijsstukken overleggen.
De rechtbank had de beroepen van appellant tegen de afwijzende besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij in bewijsnood verkeerde en dat het college onderzoek had moeten doen naar zijn financiële situatie. De Raad overwoog dat het aan appellant was om de benodigde informatie te verstrekken en dat het college terecht had geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. De omstandigheid dat de Raad voor Rechtsbijstand appellant een toevoeging had verleend, leidde niet tot een ander oordeel, aangezien de beoordeling van het recht op bijstand een andere benadering vereist. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, met M.S. Boomhouwer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 november 2016.