ECLI:NL:CRVB:2016:4183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
Op 2 november 2016 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met nummer 15/6268 WAO. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 augustus 2015. De rechtbank had in die uitspraak al een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht uitgesproken.
Appellant trok op 20 mei 2016 het hoger beroep in, waarna namens betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.N. Ketting, werd verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Het onderzoek ter zitting werd met toestemming van partijen achterwege gelaten. De Raad oordeelde dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten bij intrekking van het hoger beroep.
De Raad beoordeelde de gemaakte kosten in bezwaar en hoger beroep en kwam tot de conclusie dat appellant veroordeeld moest worden in de kosten die betrokkene redelijkerwijs had moeten maken. De kosten werden begroot op € 992,- voor bezwaar en € 496,- voor hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van € 1.488,-. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier N. Talhaoui.