Uitspraak
11 november 2014, 14/699 (aangevallen uitspraak)
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
22 augustus 2011 volledig arbeidsongeschikt geacht in het kader van de Wet WIA. De verzekeringsarts heeft tevens een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld die ziet op de datum van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 28 juni 2013. De verzekeringsarts is op grond van informatie van de behandelend artsen van appellant en eigen onderzoek tot de conclusie gekomen dat per datum onderzoek, op 28 juni 2013, de medische situatie van appellant niet wezenlijk veranderd is ten opzichte van de situatie rond de laatste
WIA-beoordeling op 19 april 2011. De oogproblematiek kan nog steeds gecorrigeerd worden door het dragen van een bril of lenzen; voor de psychische klachten zijn ruime medische beperkingen aangenomen op de aspecten persoonlijk en sociaal functioneren; voor de duizeligheidsklachten is geen verklaring gevonden door de neuroloog en de KNO-arts en de klachten aan de nek en de rug staan niet meer op de voorgrond.
28 februari 2013.
WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
A.T.M. Besamusca-Ekelschot van 12 april 2013, oogarts dr. R. Kalmann van 18 april 2013 en neuroloog dr. R.C.J.M. Donders van 28 september 2012 overgelegd.
30 december 2013 (bestreden besluit 3) heeft het Uwv het bezwaar tegen het primaire besluit 3 gegrond verklaard, vastgesteld dat appellant vanaf 17 september 2013 onveranderd recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, en bepaald dat de WGA-uitkering met ingang van 28 februari 2014 wordt ingetrokken.
4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) geoordeeld dat het Uwv terecht en op goede gronden heeft geweigerd appellant per 22 februari 2011 (lees: 22 augustus 2011) een
IVA-uitkering toe te kennen. In de rapporten van de verzekeringsarts van 28 juni 2013 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 november 2013 heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de conclusie dat ten aanzien van appellant niet gebleken is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid voor onjuist te houden. De primaire verzekeringsarts heeft alleen in verband met wisselende mogelijkheden als gevolg van enkele operaties en mede om praktische redenen appellant per 22 augustus 2011 volledig arbeidsongeschikt geacht. Van een stabiele medische situatie was toen geen sprake. Met betrekking tot het beroep tegen het bestreden besluit 3 heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 20 december 2013 toereikend heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vallen.
(status na operatie wegens pterygium links) en psychische klachten. Op 22 augustus heeft appellant zich ziek gemeld met toegenomen klachten aan het linkeroog, psychische klachten, duizeligheid en pijn in nek en rug. Bij onderzoek op 28 juni 2013 heeft de verzekeringsarts evenwel vastgesteld dat de medische toestand van appellant niet wezenlijk is veranderd ten opzichte van de situatie rond de laatste WIA-beoordeling d.d. 19 april 2011. De verzekeringsarts heeft de in het kader van de anamnese door appellant gestelde verslechtering van de visus van het linkeroog niet kunnen bevestigen. Deze problematiek, die ook al in de FML van 19 april 2011 was vermeld, kan gecorrigeerd worden door het dragen van een bril of lenzen. Voor de toegenomen psychische klachten is geen evidente psychopathologie aanwezig; de klachten aan nek en rug staan niet meer op de voorgrond en de behandelend neuroloog en KNO-arts konden geen verklaring vinden voor de aangegeven duizeligheid. De verzekeringsarts heeft appellant per 22 augustus 2011, met name gelet op de oogoperaties die hebben plaatsgevonden in 2012, slechts uit praktische overwegingen tijdelijk volledig arbeidsongeschikt geacht. In zijn rapporten van 13 november 2013 en 14 mei 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het oordeel van de verzekeringsarts over de tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid inzichtelijk en overtuigend bevestigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in zijn rapport van 13 november 2013 op grond van de meest recente informatie van de behandelende artsen en eigen aanvullend onderzoek tot de conclusie gekomen dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts per 17 september 2013. Bij appellant lijkt sprake te zijn van een benigne paroxysmale draaiduizeligheid die leidt tot beperkingen voor werken op gevaarlijke plaatsen of gevaarlijke machines dan wel het uitoefenen van veiligheidsfuncties, zoals professioneel vervoer. Deze beperkingen gelden ook met betrekking tot het gebruik van psychofarmaca. Voor de chronische aspecifieke rugklachten geldt een beperking voor fysiek zware rug belastende activiteiten. Voorts is er sprake van een beperking voor langdurig aaneen werken in een gedwongen houding van de nek. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgelegd in een FML van 22 november 2013.