ECLI:NL:CRVB:2016:4137

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
28 oktober 2016
Zaaknummer
15-317 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake arbeidsongeschiktheid en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 4 december 2014. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad had eerder op 25 maart 2016 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Het Uwv werd opgedragen om het gebrek in de motivering te herstellen.

In de nadere motivering heeft het Uwv een rapport van een arbeidsdeskundige ingediend, waarin werd toegelicht dat de soldeerapparatuur die de appellant zou moeten gebruiken, geen gevaar opleverde, mits de juiste voorzorgsmaatregelen werden genomen. De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij door zijn gezondheidsklachten een verhoogd risico liep op ongelukken, in overweging genomen. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de appellant in staat was om de functie van soldering technician te vervullen, ondanks zijn beperkingen.

De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.238,16 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van besluiten door bestuursorganen en de rechten van appellanten in het kader van de sociale zekerheid.

Uitspraak

15/317 WIA
Datum uitspraak: 28 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
4 december 2014, 14/2096 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 25 maart 2016 een tussenuitspraak gedaan, ECLI:NL:CRVB:2016:1224.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 7 juni 2016 een rapport ingediend van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, gedateerd 24 mei 2016.
Bij brief van 13 juli 2016 heeft appellant zijn zienswijze naar voren gebracht. Hierop heeft het Uwv bij brief van 28 juli 2016 gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108 van de Awb, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 25 maart 2016 voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan voegt de Raad het volgende toe.
1.2.
Bij de tussenuitspraak heeft de Raad overwogen dat het bestreden besluit vooralsnog een deugdelijke motivering, zoals is vereist in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb ontbeerde, omdat onvoldoende inzichtelijk was gemaakt waarom een apparaat dat brandwonden zou kunnen veroorzaken voor appellant geen gevaar opleverend apparaat is. Hierdoor was de arbeidskundige grondslag van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling onvoldoende toegelicht. Het Uwv is opgedragen het vastgestelde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.3.
Ter uitvoering van deze opdracht heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 24 mei 2016 te kennen gegeven dat de arbeidsdeskundig analist heeft toegelicht dat de soldeerapparatuur in de functie van soldering technician met Standaard Beroepenclassificatiecode (SBC-code) 111180 een soldeerboutje betreft in de vorm van een pen, dat de top/tip van deze pen heet wordt en dat het soldeerboutje daarmee het risico op brandwonden kan leveren. Het soldeerboutje wordt vastgehouden als een pen om daarmee nauwkeurig en accuraat te kunnen werken. Er worden beschermende handschoenen beschikbaar gesteld om het risico op brandwonden te vermijden. Daarmee is volgens deze arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake van werken met gevaarlijke machines in deze functie.
1.4.
Appellant heeft te kennen gegeven dat hij erg vermoeid is door zijn gezondheidsklachten en dat zijn spanningsboog erg klein is. Een ongeluk is dan snel gebeurd. Als de soldeerbout valt zouden er brandwonden elders op het lichaam kunnen ontstaan.
1.5.
Het Uwv heeft in een reactie van 28 juli 2016 onder meer naar voren gebracht dat de warme punt van de bout wordt afgeschermd met een beschermkap.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Het Uwv heeft met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
24 mei 2016 en de brief van 28 juli 2016 voldoende toegelicht dat appellant met zijn beperking op beoordelingspunt 1.9.9, het aangewezen zijn op werk zonder verhoogd persoonlijk risico, de voorbeeldfunctie van soldering technician zou kunnen vervullen. Uit de reactie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat met beschermende handschoenen kan worden gewerkt en dat de punt van de soldeerbout met een kap wordt afgeschermd. Het bij de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld. Gelet op de tussenuitspraak dient het bestreden besluit te worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Nu met de nadere motivering in hoger beroep het geconstateerde gebrek is hersteld, is er aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het hoger beroep slaagt dan ook in zoverre, dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, evenals het bestreden besluit, onder de bepaling dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
3. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 992,- in beroep en op € 1.240,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en op € 6,16 aan reiskosten in beroep, in totaal € 2.238,16. Artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het in bezwaar bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Herroeping vindt plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van het in bezwaar bestreden besluit. Daarvan is in dit geval geen sprake.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 17 juni 2014;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 167,- vergoedt;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.238,16.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2016.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB