ECLI:NL:CRVB:2016:407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de rol van de echtgenoot in de zorgverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van huishoudelijke hulp aan appellante op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante ontving sinds 2009 huishoudelijke hulp, maar het college van burgemeester en wethouders van Elburg heeft de omvang van deze hulp verlaagd op basis van de conclusie dat haar echtgenoot gebruikelijke zorg kan verlenen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Appellante had opnieuw hulp aangevraagd in 2012, waarna artsen van Trompetter & Van Eeden de situatie hebben beoordeeld. De artsen concludeerden dat de echtgenoot van appellante in staat was om lichte huishoudelijke taken uit te voeren, maar dat appellante zelf ondersteuning nodig had voor zwaardere taken. Het college heeft vervolgens de huishoudelijke hulp voor appellante verlaagd, wat leidde tot het hoger beroep.
In de uitspraak heeft de Raad bevestigd dat het college zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische situatie van appellante en haar echtgenoot correct is vastgesteld. De Raad oordeelde dat er voldoende rekening is gehouden met de persoonskenmerken van appellante en dat de normtijden uit het Wmo-Verstrekkingenboek van de gemeente Elburg adequaat zijn toegepast. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de adviezen van de betrokken artsen en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.