ECLI:NL:CRVB:2016:4039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die op 28 september 2015 is overleden. De appellant ontving vanaf 1 juli 2009 een uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW). Het college van burgemeester en wethouders van Veendam had de uitkering van de appellant ingetrokken en teruggevorderd, omdat er een gezamenlijke huishouding zou zijn gevoerd zonder dit te melden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
Echter, na het overlijden van de appellant is gebleken dat er geen erfgenamen zijn die het hoger beroep willen voortzetten. De Raad heeft de indiener van het hoger beroep, de advocaat van de appellant, verzocht om te bevestigen wie de erfgenamen zijn en of het hoger beroep namens hen wordt voortgezet. De advocaat heeft echter geen contact kunnen leggen met mogelijke erfgenamen, waardoor het procesbelang is komen te vervallen. De Raad heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, met M.S. Boomhouwer als griffier. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.