ECLI:NL:CRVB:2016:4038

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
15/3860 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding bij intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

Op 25 oktober 2016 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met nummer 15/3860 WWB. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep dat was ingesteld door appellanten, vertegenwoordigd door mr. R. Lessy, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 april 2015. De appellanten trokken hun hoger beroep in na een besluit van het bestuursorgaan, het dagelijks bestuur van Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, dat op 1 april 2016 aan hen tegemoet was gekomen. In hun verzoek aan de Raad vroegen de appellanten om een proceskostenvergoeding, aangezien het bestuursorgaan geen verweerschrift had ingediend en het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen was achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De Raad stelde vast dat het hoger beroep was ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de appellanten was tegemoetgekomen. Daarom werd het bestuursorgaan veroordeeld in de kosten die de appellanten redelijkerwijs hadden moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De proceskosten werden begroot op € 1.016,40 voor het beroep en € 496,- voor het hoger beroep, wat resulteerde in een totale proceskostenvergoeding van € 1.512,40. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van griffier N. Khachatryan, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 oktober 2016
15/3860 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 april 2015, 14/6512 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellant] te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. R. Lessy, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 21 april 2016 heeft mr. Lessy namens appellanten het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het bestuur te veroordelen in de proceskosten.
Het bestuur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat met het besluit van 1 april 2016 aan appellanten is tegemoetgekomen.
Het bestuur wordt veroordeeld in de kosten die appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.016,40 in beroep en € 496,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Daarbij wordt aangetekend dat het bestuur voor de kosten in bezwaar al een vergoeding had toegekend.
Voor vergoeding van het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht kunnen appellanten zich rechtstreeks tot het bestuur wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het bestuur in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 1.512,40.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N. Khachatryan

IJ