ECLI:NL:CRVB:2016:4013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich op 2 november 2010 ziek meldde, verzocht om een WIA-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat hij vanaf 30 oktober 2012 in staat was om zijn werk als projectleider te verrichten. Na bezwaar en aanvullend onderzoek door deskundigen, werd vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. De rechtbank volgde het advies van de deskundige, die de beperkingen van appellant bevestigde, en oordeelde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren.
In hoger beroep betwist appellant de conclusies van de deskundige en de rechtbank, en stelt dat zijn klachten onvoldoende zijn beoordeeld, vooral in het licht van een recent gediagnosticeerde groeihormoondeficiëntie (GHD). De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht het advies van de deskundige heeft gevolgd, en dat de medische grondslag van het bestreden besluit wordt onderschreven. De Raad bevestigt dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van de functies voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.