ECLI:NL:CRVB:2016:4
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en inschrijving als werkzoekende
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 7 maart 2014 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bekrachtigd. Appellante had zich op 25 maart 2013 digitaal ingeschreven als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf en diende op 23 mei 2013 een aanvraag om bijstand in op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college kende haar bijstand toe met ingang van 14 mei 2013, maar appellante was het niet eens met deze ingangsdatum en maakte bezwaar. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij eerder een aanvraag om bijstand had ingediend. De rechtbank vond dat de enkele inschrijving als werkzoekende niet volstond als bewijs voor een eerdere aanvraag. Appellante stelde dat zij door bijzondere omstandigheden niet eerder een aanvraag had kunnen indienen, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de ingangsdatum van de bijstand te vervroegen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.