ECLI:NL:CRVB:2016:388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv over de toekenning van een WGA-uitkering werd afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Y. Eryilmaz, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat hem geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant gronden van medische en arbeidskundige aard aangevoerd, waarbij hij stelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. Hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte het oordeel van het Uwv had gevolgd en dat zijn gezondheidstoestand onvoldoende was meegewogen in de besluitvorming. Appellant heeft diverse medische klachten aangevoerd, waaronder slaapapneu, diabetes mellitus en ernstige knieklachten, en stelde dat deze klachten niet adequaat waren behandeld in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was. De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat appellant geen overtuigende medische informatie had ingebracht die de beoordeling van het Uwv zou kunnen weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.