ECLI:NL:CRVB:2016:385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en terugvordering van voorschot op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante, die voorheen als productiemedewerkster werkte, was op 1 maart 2010 uitgevallen door diverse gezondheidsklachten. Op 5 maart 2012 diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering, waarop het Uwv haar een voorschot toekende. Echter, na onderzoek door verzekeringsartsen concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de uitkering. Tevens vorderde het Uwv het betaalde voorschot terug, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische onderzoeken voldoende waren. Appellante voerde aan dat het Uwv onvoldoende informatie had opgevraagd bij haar behandelaars en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsartsen terecht waren. De Raad stelde vast dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering van het voorschot af te zien.
De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling door verzekeringsartsen en de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig om te gaan met aanvragen voor WIA-uitkeringen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak en wees het hoger beroep van appellante af.