ECLI:NL:CRVB:2016:3708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet wegens niet voldoen aan medewerkingsplicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) werd bevestigd. Appellante had op 6 januari 2015 een aanvraag ingediend, maar voldeed niet aan de medewerkingsplicht door niet op uitnodigingen voor gesprekken te verschijnen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had appellante op 10 maart 2015 uitgenodigd voor een gesprek, maar zij verscheen niet. Het college schorste de behandeling van de aanvraag en wees deze uiteindelijk af op 12 maart 2015, omdat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij voldoende informatie had verstrekt over haar leefsituatie en dat zij de uitnodigingen niet tijdig had gezien. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet had voldaan aan haar medewerkingsverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, omdat appellante niet had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen had voldaan.
De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, met J.L. Meijer als griffier, en vond plaats op 4 oktober 2016. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een beoordeling van de proceskosten.