ECLI:NL:CRVB:2016:3691

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
15/117 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het ontstaan van een ganglion tijdens militaire oefening en de kwalificatie als ongeval

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, een kapitein bij de Koninklijke Landmacht, had een ganglion aan haar linkerhand opgelopen tijdens een militaire oefening op 16 november 2011. De minister van Defensie had het letsel aangemerkt als een medische aangelegenheid en stelde dat er geen sprake was van een ongeval, omdat het letsel niet was veroorzaakt door een onvoorziene omstandigheid of een misgreep. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2016 heeft appellante betoogd dat het ontstaan van het ganglion wel degelijk onder de definitie van een ongeval valt, zoals deze is vastgelegd in de Regeling proces-verbaal van ongeval. De Raad heeft echter geoordeeld dat het herpakken van de brancard, die uit balans was geraakt, niet kan worden gekwalificeerd als een misgreep. De Raad heeft de definitie van ongeval uit het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat het ontstaan van het ganglion niet voldoet aan de criteria voor een ongeval. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/117 MAW
Datum uitspraak: 6 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 november 2014, 14/4425 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van Unnik hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante heeft mr. H.A. van Dalsen, kantoorgenoot van mr. Van Unnik, nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Dalsen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was tot 1 mei 2015 werkzaam bij de Koninklijke Landmacht in de rang van kapitein. Op 16 november 2011 heeft zij deelgenomen aan een algemeen militair arts
(AMA)-oefening. Tijdens deze oefening heeft appellante samen met anderen over een lange afstand een brancard met een zware militaire pop erop moeten dragen en verplaatsen over een ondergrond van hei en los zand. Tijdens deze oefening is bij appellante een ganglion aan haar linkerhand ontstaan. Op 24 juni 2013 is hierover een proces-verbaal van ongeval opgemaakt. De handfunctie links is tot op heden beperkt. Appellante ontvangt een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en werkt 16 uur per week als algemene
basisarts.
1.2.
Bij besluit van 20 september 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 april 2014 (bestreden besluit), heeft de minister het bij appellante op 16 november 2011 ontstane ganglion aangemerkt als een medische aangelegenheid. De minister heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat het letsel niet is veroorzaakt door een onvoorziene omstandigheid bepaald door een misgreep, een van buiten komende gebeurtenis of onverwacht geweld, en dat daarom geen sprake is van een ongeval.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Het begrip ongeval is in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) niet gedefinieerd. De minister hanteert de definitie uit de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden (Regeling proces-verbaal): “een gekwetst worden door een onvoorziene omstandigheid, bepaald door een misgreep, een van buiten komende gebeurtenis of onverwacht geweld”. In lijn met wat de Raad eerder heeft overwogen (uitspraken van 25 oktober 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AF3469 en van 15 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8371) is deze uit de rechtspraak afkomstige definitie een passend uitgangspunt, ook al komt aan de op artikel 147 van het AMAR gebaseerde Regeling proces-verbaal als zodanig geen inhoudelijke betekenis toe.
3.2.
Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of het ontstaan van het ganglion binnen de grenzen van de in 3.1 weergegeven definitie valt. Ter zitting van de Raad heeft appellante ter verduidelijking van haar standpunt gesteld dat sprake is geweest van een gekwetst worden door een onvoorziene omstandigheid, bepaald door een misgreep.
3.3.
De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en oordeelt dat het ontstaan van het ganglion niet kan worden aangemerkt als een ongeval, meer in het bijzonder als een misgreep, zoals in 3.1 omschreven. De minister legt een misgreep uit naar de letterlijke, fysieke betekenis van het woord, het daadwerkelijk misgrijpen of misstappen. Anders dan appellante heeft betoogd, kan het moeten herpakken van de zware brancard, nadat deze uit balans was geraakt, niet als een misgreep in vorenbedoelde zin worden gekwalificeerd. Niet doorslaggevend hierbij is of het ganglion abrupt is opgetreden of dat deze geleidelijk door slijtage of overbelasting is ontstaan. De Raad verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van 25 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:652. Dat appellante geen ervaring had met het lopen met een - zware - brancard en hierover evenmin vooraf instructie had ontvangen, leidt, wat daar verder ook van zij, niet tot een ander oordeel.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) A. Stuut

HD