ECLI:NL:CRVB:2016:3690

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
15/3619 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor appellant, die werkzaam is bij de politie. Appellant is per 1 juni 2005 geplaatst in de functie van [naam 1] en heeft op 19 mei 2011 verzocht om functieonderhoud. Dit verzoek werd afgewezen en appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. In 2011 werd de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld. In 2013 besloot de korpschef tot toekenning van de LFNP-functie [naam 2]. Appellant ging in beroep tegen het besluit van de korpschef, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond. Appellant stelde dat de matching niet correct was uitgevoerd en dat hij recht had op een andere functie binnen het vakgebied Operationeel Specialismen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de korpschef voldoende gemotiveerd had waarom de keuze voor de LFNP-functie [naam 2] niet onhoudbaar was. De Raad volgde de korpschef in zijn argumentatie dat de functie van appellant overwegend uitvoerend was en dat de matching binnen het vakgebied Operationeel Specialismen niet aan de orde was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

15/3619 AW
Datum uitspraak: 6 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
9 april 2015, 14/4011 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2016. Namens appellant is
mr. Dammingh verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. V. de Kruijf-Stellaard en mr. N.E. Bensoussan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant is per 1 juni 2005 geplaatst in de functie van [naam 1] (salarisschaal 8). Op 19 mei 2011 heeft hij verzocht om functieonderhoud in het kader van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie. Bij besluit van 9 augustus 2011 is op dit verzoek afwijzend beslist. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij besluit van 10 november 2011 is de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op de functie van [naam 1]. Ook tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant per
1 januari 2012 besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie [naam 2] (salarisschaal 8). Het bezwaar daartegen is bij besluit van 8 mei 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad heeft in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Verder is geoordeeld dat de transponeringstabel, hoewel deze, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde. Daarbij mag de korpschef in beginsel volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.
Appellant heeft betoogd dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied en dat gematcht had moeten worden binnen het vakgebied Operationeel Specialismen in plaats van het vakgebied Tactische Opsporing. Dit had moeten leiden tot toekenning van en overgang naar de functie van Operationeel Specialist A (salarisschaal 9). Daarbij heeft appellant naar voren gebracht dat het vakgebied Operationeel Specialismen zich kenmerkt door inzet op een bepaald expertisegebied, in plaats van brede inzet in een geheel opsporingsonderzoek, zoals bij het vakgebied Tactische Opsporing aan de orde is. Het doel en de inhoud van zijn korpsfunctie van [naam 1], die adviserend van aard is, passen bij het vakgebied Operationeel Specialismen.
4.3.
De Raad volgt appellant hierin niet. Zoals onder 4.1 is overwogen, is de stelling dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest, niet voldoende voor de conclusie dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins onhoudbaar is te achten. Volgens de korpschef is de korpsfunctie [naam 1] een overwegend uitvoerende functie in het operationele opsporingsproces. De zaaksoverstijgende werkzaamheden die in deze functie voorkomen, liggen in het verlengde van de uitvoerende taken. Dergelijke zaaksoverstijgende werkzaamheden komen terug in de toegekende
LFNP-functie [naam 2]. Bij het vakgebied Operationeel Specialismen is sprake van beleidsontwikkeling en beleidsconcretisering vanuit specialisatie. Verder is sprake van het vanuit specialisatie aandragen van opsporingsmogelijkheden en oplossingsrichtingen voor de opsporingspraktijk alsmede oplossingen en adviezen voor de aanpak van aangereikte veiligheidsproblematiek. Volgens de korpschef is vanwege het overwegend uitvoerende karakter van de korpsfunctie [naam 1], matching binnen het meer beleidsmatig gerichte vakgebied Operationeel Specialismen niet aan de orde. Mede gezien deze toelichting kan naar het oordeel van de Raad niet worden geconcludeerd dat de keuze voor de
LFNP-functie [naam 2] onhoudbaar is.
4.4.
Anders dan appellant en met de korpschef acht de Raad de in het bestreden besluit gegeven motivering op het punt van de matching niet ontoereikend. De korpschef is in het bestreden besluit ingegaan op de uitgangspositie van appellant en heeft, onder verwijzing naar de matchingssystematiek, uiteengezet welk LFNP-vakgebied het meest vergelijkbaar is aan de hand van de Regeling en de transponeringstabel. Verder is gewezen op het belang van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, waarin de motivering voor de keuze van het vakgebied is neergelegd. Daarmee is wel degelijk, zij het summier, gemotiveerd waarom het resultaat van de matching overeenkomstig de Regeling is geschied en niet anderszins onhoudbaar is te achten. Weliswaar had de motivering op dit punt wat meer op de persoon van appellant toegesneden kunnen worden, maar van een motiveringsgebrek op dit punt kan niet worden gesproken, juist nu de korpschef voor besluitvorming als hier aan de orde in beginsel mag verwijzen naar de transponeringstabel.
4.5.
Appellant heeft verzocht om veroordeling van de korpschef in de proceskosten. Daarvoor heeft hij naar voren gebracht dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin de transponeringstabel als een algemeen verbindend voorschrift is aangemerkt. Nu hij tegen deze dragende overweging in de besluitvorming terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om tot een deugdelijke motivering te komen, maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten. Dit is hem door de rechtbank ten onrechte onthouden, aldus appellant.
4.6.
Dit betoog slaagt niet. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4803. Voor een veroordeling in de proceskosten in beroep bestaat dan ook geen aanleiding. Dit geldt ook voor de proceskosten in hoger beroep. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) A. Stuut

HD