ECLI:NL:CRVB:2016:3683

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
15/1527 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie en de rol van de AIVD in operationele politietaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de omzetting van de functie van appellant naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Appellant, die werkzaam is als Bewerker/Onderzoeker, betoogt dat zijn functie ten onrechte is gematcht in het domein Ondersteuning, terwijl hij van mening is dat deze in het domein Uitvoering had moeten worden geplaatst. Hij stelt dat zijn werkzaamheden voor de AIVD een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en dat de korpschef niet het meest vergelijkbare domein heeft gekozen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld in het licht van de definities van de domeinen Uitvoering en Ondersteuning. De Raad concludeert dat de werkzaamheden van appellant, die gericht zijn op het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken, een ondersteunend karakter hebben en niet direct bijdragen aan operationele politietaken. De Raad oordeelt dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de huidige functie-indeling van appellant.

Daarnaast heeft appellant een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar ook dit betoog wordt door de Raad verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van griffier A. Stuut, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2016.

Uitspraak

15/1527 AW
Datum uitspraak: 6 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
22 januari 2015, 14/4186 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft appellant een nadere toelichting gegeven.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 15/8063 AW, plaatsgevonden op
25 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. T.A. van Helvoort, kantoorgenoot van mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N. Bensoussan, mr. F.A.M. Bot en R.M.M. Paulssen.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Bewerker/Onderzoeker.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker B, met als vakgebied Gespecialiseerde ondersteuning en werkterrein Veiligheid & Integriteit, gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 14 mei 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant in meer algemene zin naar voren gebracht dat de matching van veiligheidsonderzoekers overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) geen stand kan houden en verzocht de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer. Mede onder verwijzing naar zijn uitspraak van 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:744 waarin de meervoudige kamer van de Raad in een vergelijkbare zaak uitspraak heeft gedaan, ziet hij voor deze verwijzing in onderhavige zaak geen aanleiding.
3.2.1.
Appellant heeft, samengevat en voor zover hier van belang, betoogd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten, nu de korpschef niet het meest vergelijkbare domein heeft gekozen door zijn functie te matchen in het domein Ondersteuning. Volgens appellant had zijn functie moeten worden gematcht in het domein Uitvoering, vakgebied Operationeel Specialismen met de LFNP-functie van Operationeel Specialist A. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij als Bewerker/Onderzoeker op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 werkzaamheden verricht voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en dat zijn werkzaamheden in zoverre een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en rechtstreeks in verband staan met de handhaving van de nationale veiligheid. De door hem in zijn functie uitgevoerde veiligheids- en antecedentenonderzoeken zijn geen interne onderzoeken en kunnen, anders dan de korpschef heeft gedaan, hiermee niet op één lijn worden gesteld. De door appellant uitgevoerde onderzoeken hebben namelijk betrekking op personen die (nog) geen politieambtenaar zijn, zoals aankomende politieambtenaren, familieleden van politieambtenaren en extern ingehuurde medewerkers, zoals schoonmakers en ICT’ers.
3.2.2.
Ter zitting is namens de korpschef desgevraagd verklaard dat wat in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, op pagina 53, onder het kopje “Integriteit & Veiligheid (BVI) en soortgelijke benamingen” is vermeld over korpsfunctiebeschrijvingen die zijn gericht op interne onderzoeken en/of disciplinaire onderzoeken, geen betrekking heeft op (veiligheids)onderzoekers zoals appellant. De door appellant uitgevoerde veiligheids- en antecedentenonderzoeken zijn, ook in geval van een persoon die (nog) geen politieambtenaar is, erop gericht een bijdrage te leveren aan een integere en betrouwbare politieorganisatie. Daarmee wordt uitsluitend indirect een bijdrage geleverd aan operationele politietaken. Voorts stelt de korpschef dat de door appellant uitgevoerde onderzoeken feitelijk werkzaamheden zijn die behoren tot de taken van de AIVD. Deze taken zijn door de AIVD gemandateerd aan de korpschef. Nu formeel geen sprake is van een politietaak kan evenmin sprake zijn van een bijdrage aan de operationele politietaak als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, 12776).
3.2.3.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
3.2.4.
De Raad zal de beroepsgronden van appellant beoordelen in het licht van de definities van de domeinen Uitvoering en Ondersteuning zoals weergegeven in 3.2.3. De functie van Bewerker/Onderzoeker is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het uitvoeren van
P-Veiligheidsonderzoeken en het bijdragen aan beleidsontwikkeling en beleidsadvisering op dat terrein. Niet kan worden staande gehouden dat met deze werkzaamheden, die een ondersteunend karakter hebben, een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching. Dat appellant zijn werkzaamheden op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 verricht voor de AIVD is eerder een indicatie dat geen sprake is van een operationele politietaak. De Raad is met de korpschef van oordeel dat de werkzaamheden van appellant veeleer bijdragen aan het in standhouden van een betrouwbaar en integer politieapparaat, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching.
3.2.5.
De conclusie is dat appellant met zijn betoog niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid.
3.3.
Appellant heeft nog aangevoerd dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen. Dit betoog slaagt evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) A. Stuut

HD