ECLI:NL:CRVB:2016:3675

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
14/6902 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 4 november 2014 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/4245. Op 15 juni 2016 heeft mr. Vlieger namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het college met een besluit van 26 mei 2016 aan appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 992,- voor de behandeling in beroep en € 496,- voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.488,-. De Raad heeft het college veroordeeld in deze kosten.

De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 oktober 2016
14/6902 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 november 2014, 14/4245 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
I[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 15 juni 2016 heeft mr. Vlieger namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het college met het besluit van 26 mei 2016 aan appellante is tegemoetgekomen.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 992,- in beroep en € 496,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.488,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N. Khachatryan

HD