Uitspraak
4 december 2014, 14/2577 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als receptioniste/telefoniste werkte, had zich op 7 februari 2013 ziekgemeld met psychische klachten en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante vanaf 7 maart 2014 geen recht meer had op een ZW-uitkering, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen juist waren. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de artsen onvoldoende rekening hadden gehouden met haar PTSS en agorafobie. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de beperkingen correct waren vastgesteld. De Raad bevestigde dat appellante met de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.