In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de toekenning van een WGA-vervolguitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 2003 als operator werkte, heeft zijn werkzaamheden gestaakt na een whiplashtrauma en een longembolie. Het Uwv heeft appellant een WGA-uitkering toegekend, maar na herbeoordelingen is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 78%. Appellant betwist de medische grondslag van deze beoordeling en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische evaluatie. De Raad bevestigt dat appellant in staat is om de geduide functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.