ECLI:NL:CRVB:2016:3635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
15-2915 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling van medische informatie in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Verschuren, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar per 15 augustus 2014 geen recht op een WIA-uitkering toekende, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het Uwv had in een eerder besluit op bezwaar, gedateerd 26 februari 2015, het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, met de stelling dat zij in staat was haar eigen werk en de geduide functies te verrichten.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). In hoger beroep voerde appellante aan dat zij meer beperkingen had dan vastgesteld. Ter onderbouwing overhandigde zij een journaal van de huisarts en een medicatieoverzicht. Het Uwv daarentegen overhandigde een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en vroeg om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

De Raad overwoog dat de argumenten van appellante in hoger beroep grotendeels een herhaling waren van wat eerder bij de rechtbank was aangevoerd. De Raad concludeerde dat de door appellante overgelegde medische informatie niet leidde tot een ander oordeel. De Raad bevestigde dat appellante, met de beperkingen zoals opgenomen in de FML, in staat moest zijn om de geduide functies te verrichten. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de rechtbank uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/2915 WIA
Datum uitspraak: 30 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 april 2015, 15/1317 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Verschuren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2016. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Verschuren en het Uwv door drs. M.P.W.M. Wiertz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 28 juli 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante per 15 augustus 2014 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2
Bij besluit op bezwaar van 26 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard onder de overweging dat appellante in staat is haar eigen werk van directiesecretaresse alsmede de geduide functies te verrichten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het onderzoek door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) zorgvuldig was. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Er is geen aanleiding aan te nemen dat appellante niet in staat zou zijn de geduide functies te verrichten.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een journaal van de huisarts en een medicatieoverzicht overgelegd.
3.2.
Het Uwv heeft een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd en verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is in grote lijnen een herhaling van wat zij bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad sluit zich daarbij aan. De in hoger beroep door appellante overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 9 augustus 2016 inzichtelijk gemotiveerd waarom deze medische informatie geen aanleiding vormt voor het aannemen van meer beperkingen in de FML. Dat appellante migraineklachten had, was bekend. Uit het huisartsjournaal blijkt echter niet dat zij die klachten ook had op de datum in geding; op
22 augustus 2014 meldde zij die klachten niet bij de huisarts en zij gebruikte er toen geen medicijnen tegen.
4.2.
De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat appellante, met de in de FML opgenomen beperkingen, in staat moet zijn om de geduide functies te verrichten.
4.3
Het hoger beroep slaagt niet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 september 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) I.G.A.H. Toma

UM