ECLI:NL:CRVB:2016:3632

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
15-3074 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervolguitkering WIA en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het bezwaar tegen de besluiten van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant had in eerste instantie recht op een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vastgesteld op 48,03% arbeidsongeschiktheid. Later werd deze uitkering omgezet in een vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Appellant betwistte de vastgestelde belastbaarheid en stelde dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 september 2016 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid. De arbeidsdeskundige had overtuigend toegelicht waarom de geduide functies, ondanks de niet-kenmerkende geluidsbelasting, geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant in hoger beroep grotendeels een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd en dat er geen nieuwe medische stukken waren ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.482,- bedroegen. Tevens werd bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 168,- diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

15/3074 WIA
Datum uitspraak: 30 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 april 2015, 15/34 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2016. Appellant was vertegenwoordigd door mr. De Witte en het Uwv door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 16 april 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van
4 juni 2014 recht heeft op een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen omdat hij 48,03% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van
20 oktober 2014 is deze uitkering per 31 december 2014 omgezet in een vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
1.2.
Bij besluit op bezwaar (bestreden besluit) van 10 december 2014 is het bezwaar tegen deze besluiten ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 52,36%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De beperkingen van appellant zijn op zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart gebracht. Met de energetische beperkingen is door een urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week, voldoende rekening gehouden. De door appellant overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel. Er is geen aanleiding aan te nemen dat appellant niet in staat zou zijn de geduide functies te verrichten.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft en de geduide functies niet kan verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in grote lijnen een herhaling van wat hij bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad sluit zich daarbij aan. In hoger beroep heeft appellant geen (medische) stukken ingediend die zijn standpunt dat hij meer beperkt is, ondersteunen. Er is voorts geen sprake van zodanige twijfel aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid, dat er reden is voor benoeming van een deskundige. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
4.2.
Het beroep op de uitspraak van de Raad van 28 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN3776) slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 29 oktober 2015 overtuigend gemotiveerd waarom die uitspraak niet van toepassing is op de situatie van appellant.
4.3.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 november 2015 toegelicht waarom de geduide functies, gelet op de daarin voorkomende, niet-kenmerkende, geluidsbelasting, voor appellant geschikt zijn. De Raad ziet geen reden dit voor onjuist te houden.
4.4
Het hoger beroep slaagt niet.
5. Aangezien in bezwaar de mate van arbeidsongeschiktheid en daarmee de inkomenseis is gewijzigd, is er aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in bezwaar, beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op in totaal € 2.482,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.482,-;
  • bepaalt dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep door appellant betaalde griffierecht van € 168,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 september 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) I.G.A.H. Toma

UM