ECLI:NL:CRVB:2016:363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.I. van der Kris
- J.W.L. van der Loo
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor functies in het kader van WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld na een ongeval in 2007 en was in 2010 uitgevallen met nek- en schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante per 18 mei 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante had hiertegen geen rechtsmiddel aangewend. In 2013 meldde zij zich opnieuw ziek en het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 31 juli 2013. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte het medisch oordeel van de Uwv-artsen had onderschreven en dat haar klachten, waaronder psychische klachten, waren onderschat. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante niet in twijfel kon worden getrokken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de klachten van appellante waren onderschat. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.