4.3.Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze ziet op de herziening en terugvordering van de studiefinanciering van betrokkene, moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de herziening en terugvordering, vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het besluit van 30 januari 2015 te herroepen, omdat daaraan hetzelfde gebrek kleeft en, gelet op het tijdsverloop, niet aannemelijk is dat het gebrek kan worden hersteld.
5. Nu het rapport van 26 november 2014 geen voldoende feitelijke grondslag biedt voor de herziening en terugvordering van de studiefinanciering van betrokkene, biedt dat rapport evenmin een voldoende feitelijke grondslag voor de boete die aan betrokkene is opgelegd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze ziet op de boete, met verbetering van de gronden, moet worden bevestigd. Zoals is overwogen in 4.1 behoeft het hoger beroep van de minister geen bespreking meer.
6. Er is aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Deze kosten worden begroot op € 1.488,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de minister al veroordeeld in de proceskosten die betrokkene in beroep heeft gemaakt.
7. Voorts is aanleiding te bepalen dat de minister het door betrokkene in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank al bepaald dat de minister het door betrokkene in beroep betaalde griffierecht vergoedt.