ECLI:NL:CRVB:2016:3598

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
15/5804 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing persoonsgebonden budget AWBZ en onvoldoende oriëntatie op zorgaanbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 7 augustus 2015 het beroep tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaarde. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd om zorg in te kopen, maar het Zorgkantoor weigerde deze aanvraag omdat appellante niet voldoende had georiënteerd op het gecontracteerde zorgaanbod. De rechtbank oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij zich had georiënteerd op de zorg die door gecontracteerde zorgaanbieders werd geleverd. Appellante had tijdens het Bewuste Keuze gesprek aangegeven dat zij niet had onderzocht of de zorg die zij wilde inkopen ook werd geleverd door zorgaanbieders die door het Zorgkantoor waren gecontracteerd.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij zich wel degelijk had georiënteerd op zorg in natura, samen met Lunet zorg, een gecontracteerde zorgaanbieder. Echter, zij kon niet onderbouwen bij welke zorgaanbieders zij had gekeken en wat de resultaten daarvan waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij zich had georiënteerd op het zorgaanbod. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor op basis van de wet- en regelgeving het pgb terecht had geweigerd. De verzoeken van appellante om schadevergoeding werden afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/5804 AWBZ
Datum uitspraak: 28 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
7 augustus 2015, 15/1666 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Akkaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang.
1.1.
Appellante is geboren in 1998. CIZ heeft aan appellante op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een indicatie toegekend voor de functies begeleiding groep met vervoer (3 dagdelen per week) en persoonlijke verzorging (2 tot 3,9 uur per week) over de periode van 8 oktober 2014 tot en met 7 oktober 2017. Op 20 oktober 2014 heeft appellante bij het Zorgkantoor een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd om deze zorg te kunnen inkopen.
1.2.
Het Zorgkantoor heeft de aanvraag van appellante bij besluit van 11 november 2014 afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 10 december 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellante geen bewuste keuze voor het pgb heeft kunnen maken. Tijdens het Bewuste Keuze gesprek heeft appellante te kennen gegeven dat zij niet heeft onderzocht of de zorg die zij wil inkopen ook wordt geleverd door zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door het Zorgkantoor. Ook in het bezwaarschrift heeft appellante te kennen gegeven dat zij niet met gecontracteerde zorgverleners over de mogelijkheden van zorg heeft gesproken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het Zorgkantoor terecht heeft gesteld dat appellante zich niet heeft georiënteerd op het door het Zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich heeft georiënteerd als hiervoor bedoeld. Uit het aanvraagformulier van appellante, het verslag van het Bewuste Keuze gesprek of andere gedingstukken blijkt niet dat appellante contact heeft opgenomen met een gecontracteerde zorgaanbieder. De eerst op de zitting van de rechtbank door appellante ingenomen stelling dat zij zich samen met Lunet zorg wel heeft georiënteerd op andere zorgaanbieders heeft zij niet onderbouwd. Ook was op de zitting niet duidelijk geworden op welke zorgaanbieder(s) appellante zich heeft georiënteerd en waarom die zorgaanbieders niet geschikt zouden zijn.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft zij, samengevat, aangevoerd dat zij zich wel voldoende heeft georiënteerd op zorg in natura. Appellante heeft samen met Lunet zorg, een gecontracteerde zorgaanbieder, naar zorgmogelijkheden gekeken. Deze vorm van zorg is voor haar echter niet gewenst, omdat zij behoefte heeft aan vaste zorgverleners.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt naar de aangevallen uitspraak verwezen.
4.2.
Appellante heeft op het formulier ‘Budgetplan 2014 Persoonsgebonden budget AWBZ’, dat namens haar is ondertekend op 26 oktober 2014, aangekruist dat zij heeft onderzocht of de zorg die zij wil inkopen ook wordt geleverd door zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door het Zorgkantoor. De vraag met welke organisaties zij contact heeft opgenomen en wat daarvan het resultaat was heeft zij onbeantwoord gelaten. Op 5 november 2014 heeft het Bewuste Keuze gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is namens appellante verklaard dat zij niet heeft georiënteerd op andere zorgaanbieders, omdat de zorgaanbieder die zij nu heeft vertrouwd voor haar is. Op de zitting bij de rechtbank heeft appellante verklaard dat zij met een begeleidster van Lunet zorg heeft gekeken naar andere zorgaanbieders, maar dat die niet geschikt waren. Dit standpunt heeft zij gehandhaafd in hoger beroep. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat appellante hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich voldoende heeft georiënteerd op het door het Zorgkantoor gecontracteerde zorgaanbod. Appellante heeft haar standpunt niet onderbouwd met een verklaring van Lunet zorg en zij heeft evenmin toegelicht bij welke zorgaanbieders zij met Lunet zorg het aanbod zou hebben bekeken en wat het resultaat daarvan zou zijn. De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat in dat geval dwingendrechtelijk uit artikel 2.6.4, eerste lid, aanhef en onder m, van de Regeling subsidies AWBZ volgt dat het Zorgkantoor het pgb weigert.
4.3.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een door appellante gevraagde veroordeling van het Zorgkantoor tot vergoeding van schade, bestaande uit wettelijke rente, bestaat geen grond.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) N. van Rooijen

RB