ECLI:NL:CRVB:2016:3596

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
15/5054 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indicatie voor zorg op basis van de AWBZ en de Zvw

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1986, heeft een indicatie voor zorg aangevraagd op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor verblijf in een instelling. De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat op basis van het advies van zijn medisch adviseur concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor de gevraagde indicatie. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat er geen medisch verifieerbare gegevens waren die het advies van de medisch adviseur van CIZ konden weerleggen.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij enkel een indicatie nodig heeft voor de Belastingdienst om zijn bijzondere woonsituatie te erkennen en dat hij verzorging nodig heeft, wat kosten met zich meebrengt. Hij stelde dat de lange procedure bij CIZ hem en zijn moeder in financiële problemen heeft gebracht. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat CIZ zich op het advies van de medisch adviseur mocht baseren en dat er geen reden was om het standpunt van CIZ te betwisten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor was.

De uitspraak benadrukt de rol van de medisch adviseur van CIZ in de indicatiestelling en de voorliggende zorg op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in plaats van AWBZ-zorg. De Raad concludeerde dat de situatie van de moeder van appellant, hoewel vervelend, geen aanleiding gaf voor CIZ om af te wijken van de regelgeving.

Uitspraak

15/5054 AWBZ
Datum uitspraak: 28 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
12 juni 2015, 14/10710 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft E.F. Meuleman hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door E.F. Meuleman. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1986, is bekend met een ongedifferentieerde somatoforme stoornis en huisstofmijtallergie. Appellant woont bij zijn moeder.
1.2.
Appellant heeft op 30 december 2013 een indicatie voor zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangevraagd in de vorm van verblijf in een instelling. Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij niet volledig voor zichzelf kan zorgen. Verder heeft appellant op het aanvraagformulier vermeld: “Deze CIZ indicatie is momenteel o.a. van belang om in aanmerking te komen voor “Bijzondere omstandigheid” nodig bij berekening van belasting/huurtoeslagen van mijn moeder.”
1.3.
CIZ heeft in een besluit van 12 maart 2014 de aanvraag van appellant afgewezen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 20 oktober 2014 heeft CIZ het bezwaar ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat de medisch adviseur van CIZ de medische situatie van appellant heeft beoordeeld. Deze medisch adviseur heeft vastgesteld dat appellant nog geen doelmatige behandeling heeft gehad. Behandeling van de klachten van appellant op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is voorliggend op de inzet van AWBZ-zorg. Buiten dat, kan niet worden geconcludeerd dat appellant is aangewezen op de functie Verblijf. Hij is namelijk niet aangewezen op een beschermende woonomgeving, een therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht, zoals bedoeld in de AWBZ. Voor de beperkingen die appellant ervaart bij huishoudelijke en organisatorische zaken zijn voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voorliggend. Appellant heeft tegen het besluit van 20 oktober 2014 beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat appellant geen medisch verifieerbare gegevens heeft aangeleverd waaruit blijkt dat moet worden getwijfeld aan het advies van de medisch adviseur van CIZ. CIZ heeft zijn besluitvorming op dit advies mogen baseren. Nu niet is gebleken dat appellant is uitbehandeld en een echt behandeltraject nog niet heeft plaatsgevonden, bestaat er geen reden om het standpunt van CIZ dat behandeling op grond van de Zvw voorliggend is voor onjuist te houden. Ook volgt de rechtbank het standpunt van CIZ dat de Wmo een voorliggende voorziening is voor huishoudelijke en organisatorische taken. De beroepsgrond dat een AWBZ-indicatie nodig is voor behoud van huurtoeslag van de moeder van appellant, hoeft volgens de rechtbank gelet op de andere overwegingen niet meer te worden besproken.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft hij, samengevat, aangevoerd dat hij alleen heeft gevraagd om een indicatie op grond waarvan de Belastingdienst zijn bijzondere woonsituatie kan erkennen. Als dat niet mogelijk is, moet CIZ hem informeren bij welke instantie hij een dergelijke indicatie wel kan krijgen. Appellant heeft verzorging nodig, waar kosten aan verbonden zijn. Door allerlei wijzigingen in regelgeving is hij steeds verder van zijn rechten af komen te staan en is zijn moeder steeds verder in financiële problemen geraakt. Volgens appellant wordt zijn moeder onevenredig gestraft voor het feit dat zij hem verzorgt. Appellant heeft er verder op gewezen dat de procedure bij CIZ lang heeft geduurd en hij heeft zich op het standpunt gesteld dat CIZ schadeplichtig is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat CIZ zich op grond van het advies van zijn medisch adviseur terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor een indicatie voor de functie Verblijf als bedoeld in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ en dat behandeling op grond van de Zvw in dit geval voorliggend is op de inzet van AWBZ-zorg. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant toegelicht dat de zorg voor appellant in het verleden niet adequaat is opgepakt, maar dat hij nu in samenspraak met de huisarts een behandelplan voor appellant heeft opgesteld en dat daaraan uitvoering wordt gegeven. Appellant heeft weinig vertrouwen in andere zorgverleners. Ook met deze toelichting heeft appellant het oordeel van de rechtbank in feite niet betwist. Gelet hierop was CIZ niet gehouden om appellant te indiceren voor AWBZ-zorg. Het stellen van een dergelijke indicatie was ten tijde in geding voorbehouden aan CIZ, zodat het voor CIZ niet mogelijk was appellant door te verwijzen naar een andere organisatie. De omstandigheid dat de moeder van appellant door de situatie die is ontstaan in financiële problemen is geraakt, heeft, hoe vervelend voor haar ook, geen aanleiding voor CIZ hoeven vormen om appellant in strijd met de regelgeving te indiceren voor de functie Verblijf.
4.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een door appellant gevraagde veroordeling van CIZ tot vergoeding van schade bestaat geen grond.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) N. van Rooijen

RB