ECLI:NL:CRVB:2016:3590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
15/467 TOG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum tegemoetkoming onderhoudskosten en terugwerkende kracht in sociale zekerheidswetgeving

Op 28 september 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de ingangsdatum van de tegemoetkoming in de onderhoudskosten van zijn gehandicapte zoon. Appellant had op 14 februari 2014 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG). De Svb kende hem een tegemoetkoming toe met ingang van het eerste kwartaal van 2014, maar appellant maakte bezwaar tegen het besluit om geen terugwerkende kracht tot 2013 te verlenen. De Svb verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Limburg. De rechtbank oordeelde dat de onbekendheid van appellant met de wettelijke bepalingen geen bijzonder geval opleverde voor terugwerkende kracht.

Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij in een vertrouwensrelatie met Kentalis verkeerde, die hem niet had geïnformeerd over de mogelijkheid van de TOG. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de omstandigheden van appellant geen aanleiding gaven voor het verlenen van een tegemoetkoming met terugwerkende kracht. De Raad concludeerde dat de onbekendheid met de wet geen bijzonder geval vormt en dat de stelling van appellant over Kentalis niet voldoende was om de beslissing van de Svb te weerleggen. De uitspraak werd gedaan door A.J. Schaap, met N. van Rooijen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

15/467 TOG
Datum uitspraak: 28 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
11 december 2014, 14/1382 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016. Partijen zijn niet verschenen, de Svb na berichtgeving.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op grond van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) een tegemoetkoming aangevraagd in de onderhoudskosten van zijn zoon [naam] , geboren in 2009. Deze aanvraag is op 14 februari 2014 bij de Svb ingediend.
1.2.
Bij besluit van 21 februari 2014 heeft de Svb aan appellant met ingang van het eerste kwartaal van 2014 een tegemoetkoming TOG van € 215,80 per kwartaal toegekend. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 25 maart 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat er geen aanleiding is om met terugwerkende kracht tot 2013 een tegemoetkoming toe te kennen. Van een bijzonder geval om dat te doen, is de Svb niet gebleken. Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingediend bij de rechtbank.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat de omstandigheid dat appellant niet bekend was met de wettelijke bepalingen, waardoor hij de tegemoetkoming niet eerder heeft aangevraagd, op grond van de beleidsregels van de Svb niet kan worden aangemerkt als een bijzonder geval om met terugwerkende kracht een tegemoetkoming te verlenen. Verder is de rechtbank niet gebleken dat appellant door de Svb of door onderwijs- en zorginstelling Kentalis verkeerd zou zijn voorgelicht.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Kort samengevat heeft appellant aangevoerd dat tussen Kentalis en hem een vertrouwensrelatie is ontstaan, waardoor hij er vanuit ging dat Kentalis hem zou informeren over zaken die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van [naam] . Kentalis heeft hem niet over de TOG geïnformeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor een weergave van de relevante wettelijke bepalingen en beleidsregels van de Svb verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat op grond van de door appellant aangevoerde omstandigheden geen bijzonder geval kan worden aangenomen om met terugwerkende kracht een tegemoetkoming te verlenen. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat onbekendheid met de wettelijke bepalingen geen bijzonder geval oplevert. De stelling van appellant dat Kentalis hem niet in 2013 heeft geattendeerd op de mogelijkheid van een tegemoetkoming TOG, maakt dat niet anders.
4.3.
Gelet op het hiervoor overwogene slaagt het hoger beroep niet en komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) N. van Rooijen

TM