ECLI:NL:CRVB:2016:359
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om WUV-uitkering op basis van medische klachten en vervolging
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn verzoek om een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de medische klachten van appellant niet in verband konden worden gebracht met het overlijden van zijn vader, die in 1943 in Sobibor werd vermoord. Appellant had eerder, in 1985, ook al een verzoek ingediend dat was afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij vervolging had ondergaan.
In mei 2014 diende appellant opnieuw een verzoek in, waarop de Pensioen- en Uitkeringsraad een medisch onderzoek liet uitvoeren door geneeskundig adviseur G.L.G. Kho. Deze concludeerde dat de klachten van appellant, waaronder gewrichtsklachten en suikerziekte, niet gerelateerd waren aan het overlijden van zijn vader, maar door andere oorzaken waren ontstaan. Tijdens de zitting op 17 december 2015 was appellant niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de verweerder, A.T.M. Vroom-van Berckel, was wel aanwezig.
De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van Kho onderschreven en vastgesteld dat er geen direct oorzakelijk verband bestaat tussen de vervolging van de vader van appellant en de medische klachten van appellant. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 28 januari 2016.