ECLI:NL:CRVB:2016:3587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
14/4472 WTCG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van de weigering tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. G.A.S. Maduro, had een verzoek om herziening ingediend bij het CAK, nadat zijn aanvraag voor een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) over het jaar 2010 was afgewezen. Het CAK had eerder, op 17 april 2012, de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het oorspronkelijke besluit te herzien.

In hoger beroep voerde de appellant aan dat veranderende wetgeving wel als nieuw feit kan worden aangemerkt en dat zijn medische situatie was verslechterd. De Raad oordeelde echter dat de regelgeving dwingend is en geen hardheidsclausule kent. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de regels van de Wtcg strikt zijn en dat het CAK gebonden is aan deze regels.

De uitspraak werd gedaan door A.J. Schaap, met N. van Rooijen als griffier. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 28 september 2016.

Uitspraak

14/4472 WTCG
Datum uitspraak: 28 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2014, 13/6873 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.G. Schroeder, advocaat. CAK is vertegenwoordigd door
mr. T.N.F. van Gaarden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft in een brief van 3 mei 2013 aan CAK verzocht om herziening van het besluit van 17 april 2012. In dat besluit heeft CAK de aanvraag van appellant om een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) over het jaar 2010 afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van
9 augustus 2012 heeft CAK een bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard, omdat zijn bezwaar na afloop van de bezwaartermijn was ingediend.
1.2.
Bij besluit van 3 juni 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
1 oktober 2013 (bestreden besluit), heeft CAK appellants verzoek om herziening van het besluit van 17 april 2012 afgewezen. Hieraan heeft CAK ten grondslag gelegd dat de aanvraag en de overgelegde bewijsstukken opnieuw zijn beoordeeld en dat nog steeds niet aan de voorwaarden voor een algemene tegemoetkoming over het jaar 2010 wordt voldaan. Appellant heeft beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het bestreden besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van
17 april 2012 tot uitgangspunt genomen en zich beperkt tot beantwoording van de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Appellant heeft namelijk aangevoerd dat CAK moet terugkomen van het besluit van 17 april 2012 omdat de regelgeving in 2010 ten opzichte van 2009 in nadelige zin is gewijzigd en die strengere regelgeving niet in het nadeel van appellant mag uitwerken. Deze stelling kan naar het oordeel van de rechtbank niet als nieuw gebleken feit of omstandigheid worden aangemerkt. Appellant had dit, wat er ook van zij, immers al in zijn bezwaar tegen het besluit van 17 april 2012 kunnen aanvoeren.
3.1.
Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft in hoger beroep aangevoerd dat veranderende wetgeving wel als nieuw feit kan worden aangemerkt. Appellant heeft verder aangevoerd dat zijn medische situatie is verslechterd en om dat te onderbouwen heeft hij nieuwe medische stukken verstrekt. Desgevraagd heeft appellants gemachtigde op de zitting uitgelegd dat er geen beroepsgronden zijn tegen de toepassing van de regelgeving door CAK voor het jaar 2010 op zich, maar dat de verslechterde medische situatie van appellant wel tot gevolg zou moeten hebben dat CAK een hardheidsclausule zou moeten toepassen.
3.2.
CAK heeft gemotiveerd verweer gevoerd. In het bijzonder heeft CAK gesteld dat de regelgeving dwingend is en geen hardheidsclausule kent.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd een verzoek van een belanghebbende om terug te komen van een eerder op een aanvraag genomen besluit, inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Bewoordingen en strekking van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht staan daaraan niet in de weg. In het kader van de toetsing door de bestuursrechter kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. De bestuursrechter moet dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt nemen en zich in beginsel beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
4.2.
Appellant heeft in het hoger beroepschrift herhaald wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd, namelijk dat veranderde wetgeving (van 2010 ten opzichte van 2009) als nieuw feit kan worden aangevoerd. De rechtbank is met juistheid tot de conclusie gekomen dat dit niet als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt. Wat appellant op de zitting naar voren heeft gebracht, namelijk dat op grond van de nieuwe medische stukken geconcludeerd moet worden dat CAK over het jaar 2010 een hardheidsclausule had moeten toepassen, kan de Raad niet volgen. Nog los van de vraag of deze medische stukken ook betrekking hebben op het jaar 2010, is het zo dat de regels die bij en krachtens de Wtcg zijn gesteld niet die mogelijkheid kennen en CAK strikt gebonden is aan deze regels.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) N. van Rooijen

TM