ECLI:NL:CRVB:2016:3557

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
15/3401 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering WIA-toeslag wegens schending mededelingsplicht

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een WIA-toeslag aan appellante, die sinds 21 januari 2013 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had op 22 november 2012 een aanvraag ingediend voor een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW), welke door het Uwv op 28 november 2012 werd goedgekeurd. Echter, op 24 juli 2014 heeft het Uwv deze toeslag stopgezet, omdat appellante onjuiste informatie had verstrekt over de geboortedatum van haar partner. Appellante had aangegeven dat haar partner niet na 31 december 1971 was geboren, terwijl dit niet het geval bleek te zijn. Het Uwv vorderde ook een bedrag van € 8.445,96 terug van appellante voor de te veel betaalde toeslag.

Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij de mededelingsplicht niet heeft geschonden en dat het Uwv had moeten weten dat de geboortedatum van haar partner onjuist was. De Raad overweegt dat de geboortedatum van de partner relevant is voor het recht op toeslag en dat appellante onjuiste gegevens heeft verstrekt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen recht op de WIA-toeslag bestaat, aangezien de partner van appellante na 31 december 1971 is geboren. De Raad ziet geen reden om van terugvordering af te zien, ondanks de moeilijke omstandigheden die appellante heeft geschetst.

Uitspraak

15/3401 WIA
Datum uitspraak: 23 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
31 maart 2015, 14/4188 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.U.J. Hopman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2016. Appellante is verschenen, vergezeld door haar vader [naam vader] en bijgestaan door mr. Hopman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M.C. Beijen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontvangt in verband met arbeidsongeschiktheid vanaf 21 januari 2013 een
uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante heeft het Uwv bij aanvraagformulier van 22 november 2012, door het Uwv ontvangen op 27 november 2012, verzocht haar in aanmerking te brengen voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).
1.2.
Het Uwv heeft bij besluit van 28 november 2012 aan appellante in aanvulling op haar
WIA-uitkering met ingang van 23 januari 2013 een toeslag toegekend.
1.3.
Bij besluit van 24 juli 2014 heeft het Uwv deze toeslag op de WIA-uitkering stopgezet
met ingang van 23 januari 2013. Aan dit besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat is gebleken dat de geboortedatum van de partner van appellante 23 augustus 1974 is, terwijl appellante op het aanvraagformulier heeft ingevuld dat degene met wie zij samenwoont niet is geboren na 31 december 1971. Als geboortedatum van haar partner is de datum
23 augustus 1970 ingevuld. Bij afzonderlijk besluit van 24 juli 2014 heeft het Uwv de over de periode 23 januari 2013 tot en met 31 juli 2014 teveel betaalde toeslag tot een bedrag van
€ 8.445,96 van appellante teruggevorderd.
1.4.
Het door appellante gemaakte bezwaar is bij beslissing van 12 september 2014 (bestreden
besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe
heeft de rechtbank overwogen dat de geboortedatum van de echtgenoot relevant is voor de vraag of appellante recht heeft op een toeslag ingevolge de TW. Nu tot het huishouden van appellante geen kind behoort dat jonger is dan twaalf jaar is van belang of de echtgenoot geboren is vóór of na 1971. Op het aanvraagformulier heeft appellante de vraag of degene met wie zij samenwoont is geboren na 31 december 1971 met nee beantwoord en heeft zij als geboortedatum van haar partner 23 augustus 1970 ingevuld.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante gesteld dat zij de inlichtingenplicht
niet heeft geschonden en dat haar redelijkerwijs niet duidelijk was dat zij ten onrechte een toeslag ontving. Appellante is van mening dat het Uwv bij raadpleging van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) had kunnen weten dat de geboortedatum van haar echtgenoot onjuist was ingevuld. Ook had appellante bij een eerdere aanvraag om een toeslag op haar Ziektewet (ZW)-uitkering wel vermeld dat haar echtgenoot is geboren na 31 december 1971. Ter zitting heeft appellante te kennen gegeven dat zij in een moeilijke periode leefde met veel stress en spanning en dat zij niet heeft gezien dat zij het aanvraagformulier fout heeft ingevuld. De geboortedata van appellante, haar dochter en haar echtgenoot lijken op elkaar. Haar echtgenoot spreekt geen Nederlands. Tegenwoordig vraagt appellante hulp bij het invullen van formulieren van het Uwv. De overige gronden van het hoger beroep die in het beroepschrift zijn geformuleerd heeft appellante ter zitting niet langer gehandhaafd.
3.2.
Het Uwv heeft gesteld dat de op appellante rustende mededelingplicht onverkort van toepassing is. Verder heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat het met betrekking tot het vaststellen van het recht op toeslag ingevolge de TW niet gehouden is informatie uit de GBA te halen. Appellante heeft op het aanvraagformulier voor de ZW-toeslag de geboortedatum van haar partner niet ingevuld. De ZW-toeslag was met ingang van
24 september 2012 toegekend omdat appellante een kind heeft dat op dat moment jonger was dan 12 jaar en bij haar woonde.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Ingevolge artikel 3 van de TW heeft vanaf 1990 een gehuwde wiens echtgenoot is geboren na 31 december 1971 geen recht op toeslag, tenzij tot zijn huishouden een eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind behoort dat jonger is dan 12 jaar.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit artikel 3 van de TW blijkt dat de geboortedatum van appellantes echtgenoot relevant is voor de vraag of appellante recht heeft op een toeslag. Vast staat dat de dochter van appellante, geboren op 23 september 2000, ten tijde van de aanvraag ouder was dan 12 jaar, zodat op die grond geen recht bestond op een toeslag op de WIA-uitkering. De toeslag zou dan ook uitsluitend toegekend kunnen worden indien de echtgenoot van appellante geboren is vóór 31 december 1971. Met betrekking tot de geboortedatum van haar echtgenoot heeft appellante tot tweemaal toe onjuiste informatie verstrekt op het aanvraagformulier voor de WIA-toeslag. Zij heeft allereerst de vraag of haar echtgenoot is geboren na 31 december 1971 ontkennend beantwoord en zij heeft vervolgens bij een vraag naar de geboortedatum van haar echtgenoot de datum 23 augustus 1970 ingevuld in plaats van 23 augustus 1974. Dat appellante zich tot tweemaal toe zou hebben vergist acht de Raad minder aannemelijk en komt in ieder geval voor haar risico. Het Uwv mocht afgaan op de juistheid van de door appellante verstrekte gegevens zodat het Uwv geen gebrek aan zorgvuldigheid kan worden verweten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante met het verstrekken van onjuiste gegevens met betrekking tot de geboortedatum van haar echtgenoot, de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 12 van de TW heeft geschonden.
4.3.
Nu is gebleken dat de echtgenoot van appellante is geboren na 31 december 1971, bestaat er geen recht op de WIA-toeslag. Appellante heeft ten onrechte over de periode
23 januari 2013 tot en met 31 juli 2014 een WIA-toeslag ontvangen.
4.4.
Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de TW was het Uwv verplicht de TW-uitkering vanaf 23 januari 2013 te herzien en in te trekken. Op grond van artikel 20, eerste lid, van de TW was het Uwv gehouden tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering. De Raad ziet in de door appellante geschetste moeilijke omstandigheden geen dringende reden om van terugvordering af te zien.
4.5.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen als voorzitter en J.P.M. Zeijen en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2016.
(getekend) H. van Leeuwen
(getekend) R.I. Troelstra

SS