Uitspraak
mr. C. Roele.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich had ziek gemeld wegens rugklachten en psychische klachten. Appellant, die als machinevoerder in de grafische industrie werkte, had zich meerdere keren arbeidsongeschikt gemeld. Na beëindiging van zijn dienstverband en een periode van ziekte, weigerde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ontving vervolgens een ZW-uitkering, maar deze werd door het Uwv beëindigd op basis van de conclusie dat hij per 18 juni 2013 geschikt was voor de in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies.
De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep betoogde appellant dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen vanwege zijn rugklachten en psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere uitspraak, waarbij werd gesteld dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellant en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies kon ondermijnen. De Raad oordeelde dat appellant per 18 juni 2013 geschikt was voor ten minste één van de functies die aan hem waren voorgehouden, en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.