Uitspraak
mr. drs. E.H.A. van den Berg. Op verzoek van appellant zijn de door hem meegebrachte getuigen [naam grootmoeder], grootmoeder van appellant, en [naam vriendin], vriendin van appellant, beide wonende te [woonplaats], als getuigen gehoord.
OVERWEGINGEN
gba-adres, waarbij de hoofdbewoonster niet is gevraagd of zich kledingstukken van appellant in de was bevonden. Appellant acht zich onvoldoende in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat hij wel woonachtig was op het gba-adres. Appellant heeft voorts gesteld dat hij de tijd voorafgaand aan de controle in verband met hun voorgenomen samenwoning, veel bij zijn vriendin heeft verbleven en dat daar ook kledingstukken van hem aanwezig waren. Wanneer vastgesteld zou moeten worden dat appellant zijn hoofdverblijf ten tijde van de controle reeds had gewijzigd, hetgeen appellant bestrijdt, zou hij alsnog recht hebben op studiefinanciering die is berekend naar de norm voor een uitwonende studerende. Volgens appellant kan er in geen geval worden geconcludeerd dat hij ten tijde van de controle thuiswonend was.