ECLI:NL:CRVB:2016:3489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 met betrekking tot bijzondere omstandigheden en getuigenverklaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellanten, die bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) hadden aangevraagd voor de periode van 1 januari 2012 tot 2 oktober 2013, kregen te maken met een afwijzing van hun aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerden de appellanten aan dat zij in 2011 tijdens gesprekken met hun consulent hadden aangegeven behoefte te hebben aan aanvullende bijstand. Ze verzochten de Raad om de consulent als getuige op te roepen, omdat zij meenden dat onjuiste informatie van de consulent hen had weerhouden van het indienen van een aanvraag. De Raad oordeelde echter dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat zij eerder een aanvraag hadden ingediend of dat zij waren afgehouden van het doen van een aanvraag. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die stelt dat bijstand niet kan worden verleend over een periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat de appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van bijzondere omstandigheden en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.