ECLI:NL:CRVB:2016:3472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van verrekende inkomsten en ontheffing van arbeidsverplichtingen in het kader van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, die sinds 1 januari 2012 bijstand ontvangen in aanvulling op de inkomsten van appellant uit werkzaamheden, hebben verzocht om herziening van de verrekende inkomsten uit arbeid over het jaar 2013. Dit verzoek werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat appellanten geen nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangevoerd die een herziening rechtvaardigden. Daarnaast vroegen appellanten om tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen vanwege de psychische problematiek van appellante, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat er geen dringende redenen voor ontheffing waren.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellanten geen nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangedragen die relevant waren voor hun verzoek om herziening. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat er geen aanleiding was om appellant vrij te stellen van de arbeidsverplichtingen, aangezien niet was aangetoond dat de situatie van appellante zou verergeren door het werken van appellant. De Raad bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat het hoger beroep van appellanten niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.