ECLI:NL:CRVB:2016:3470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging kinderbijslag op basis van AKW na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de kinderbijslag aan een appellant die in Marokko woont. De appellant ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had tot 1 januari 2006 recht op kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 3 december 2014 meegedeeld dat de appellant met ingang van het vierde kwartaal van 2014 geen recht meer had op kinderbijslag, omdat zijn jongste kind, [naam A], op 25 augustus 2014 achttien jaar was geworden. Dit betekende dat de appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderbijslag.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 5 augustus 2016 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. N. Zuidersma. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW. De Raad oordeelde dat de beëindiging van de kinderbijslag terecht was, omdat de appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar door zijn jongste kind.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de aangevallen uitspraak te vernietigen en dat de beslissing van de Svb om de kinderbijslag te beëindigen correct was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier R.I. Troelstra was aanwezig bij de beslissing.