ECLI:NL:CRVB:2016:3459

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
15-3761 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake overlijdensuitkering

Op 16 september 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 april 2015, waarin het beroep van verzoekster tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd afgewezen. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak waarin haar recht op een overlijdensuitkering werd ontzegd. De Svb had in 2012 geweigerd om een overlijdensuitkering toe te kennen in verband met het overlijden van verzoeksters moeder.

In het verzoek om herziening stelde verzoekster dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling van haar recht op de overlijdensuitkering rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat verzoekster geen nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid had aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht voldeed. Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, maar die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek.

De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Aangezien verzoekster niet in staat was om nieuwe relevante informatie te presenteren, werd haar verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met R.I. Troelstra als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

15/3761 AOW
Datum uitspraak: 16 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 april 2015, 13/3935
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij brief, ontvangen door de Raad op 6 mei 2015, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 april 2015, 13/3935.
De Svb heeft aangegeven geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid opmerkingen te maken op dit verzoek om herziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2015. Verzoekster is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij zijn uitspraak van 10 april 2015 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2013 bevestigd, waarin het beroep tegen het besluit van 18 juli 2012 ongegrond is verklaard. In dat besluit heeft de Svb geweigerd aan verzoekster een overlijdensuitkering toe te kennen in verband met het overlijden van haar moeder.
3. Verzoekster heeft gevraagd haar recht op een overlijdensuitkering opnieuw te beoordelen.
4. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.I. Troelstra

RB