ECLI:NL:CRVB:2016:3452

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
15-1329 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op AOW-pensioen en de uitvoering daarvan door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) waarin werd meegedeeld dat er executoriaal beslag werd gelegd op zijn AOW-pensioen. Dit beslag was aangevraagd door een notaris te 's-Gravenhage en resulteerde in een inhouding van € 676,87 per maand op het pensioen van de appellant.

De appellant betwistte de geldigheid van het beslag en stelde dat hij het bestreden besluit pas op 27 september 2014 had ontvangen, waardoor zijn beroepstermijn korter was dan de wettelijke zes weken. Hij voerde ook aan dat de Svb geen controle had uitgevoerd op de geldigheid van de beslaglegging en dat zijn verzoek om een kopie van de aangevallen uitspraak niet tijdig was behandeld. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant tijdig beroep had ingesteld en dat hij niet in zijn belangen was geschaad, ondanks de problemen met de verzending van de uitspraak door de rechtbank. De Raad bevestigde dat de Svb niet vrijstaat om geen medewerking te verlenen aan het gelegde beslag, maar dat de Svb enkel dient te controleren of het beslag op de juiste wijze wordt uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de Svb dit correct had gedaan en dat de appellant zich tot de burgerlijke rechter moest wenden als hij het niet eens was met de geldigheid of omvang van het beslag. De rechtbank had terecht het beroep ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

15/1329 AOW
Datum uitspraak: 16 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
21 januari 2015, 14/9652 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2016. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1. De Svb heeft aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Op 24 april 2014 heeft Van der Velde Van Hal & Peers gerechtsdeurwaarders en incassobureau aan de Svb een beslagexploit betekend waarin is aangegeven dat executoriaal beslag wordt gelegd op verzoek van [naam notaris], notaris te ’s-Gravenhage. Bij besluit van 23 juli 2014 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat, gelet op genoemd beslag, met ingang van augustus 2014 een bedrag van € 676,87 per maand wordt ingehouden op zijn AOW-pensioen. Met een beslissing van 18 september 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep stelt appellant dat hij het bestreden besluit pas op 27 september 2014 heeft ontvangen, waardoor zijn beroepstermijn korter was dan zes weken. Daarnaast meent appellant dat de Svb ten onrechte geen controle, zelfs geen marginale, heeft uitgevoerd op de geldigheid van de beslaglegging, in het bijzonder van de aangehouden beslagvrije voet. Tot slot is appellant van mening dat de Svb ten onrechte zijn verzoek om een kopie van de aangevallen uitspraak toe te zenden heeft afgewezen en dat de toezending van de aangevallen uitspraak door de rechtbank onnodig lang heeft geduurd, waardoor de termijn om in hoger beroep te gaan niet meer zes weken bedroeg.
4.1.
Wat er verder zij van de datum van ontvangst van het bestreden besluit en de overblijvende omvang van de beroepstermijn, geconstateerd moet worden dat appellant tijdig beroep heeft ingesteld, zodat hij in zijn belangen niet is geschaad. Wel moet vastgesteld worden dat de verzending door de rechtbank van de aangevallen uitspraak niet vlekkeloos is verlopen. Uit de stukken blijkt dat appellant schriftelijk, na telefonisch contact, zijn adreswijziging heeft doorgegeven aan de rechtbank, maar dat de aangevallen uitspraak de dag voor ontvangst van deze adreswijziging al aangetekend was verzonden naar het oude adres van appellant. Uit de stukken blijkt niet dat appellant eerder, ten tijde van of kort na de zitting, zijn nieuwe adres heeft doorgegeven. Aan zijn verzoek om een kopie naar zijn nieuwe adres te zenden is wel voldaan door de rechtbank, maar daarbij is in eerste instantie slechts de eerste bladzijde en niet de tweede bladzijde verzonden. Pas na herhaaldelijk schriftelijk aandringen door appellant is hem uiteindelijk de volledige uitspraak toegezonden. Dit heeft appellant er echter niet van weerhouden tijdig hoger beroep in te stellen en, desgevraagd, tijdig de volledige aangevallen uitspraak over te leggen. Appellant is dan ook door deze gang van zaken uiteindelijk niet geschaad in zijn mogelijkheden in hoger beroep te gaan, zodat er verder geen consequenties verbonden zullen worden aan de niet geheel juiste wijze van verzenden van de aangevallen uitspraak.
4.2.
Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld staat het de Svb niet vrij geen medewerking te verlenen aan het gelegde beslag. Hieruit volgt dat de Svb slechts dient te bezien of op de juiste wijze uitvoering wordt gegeven aan het beslag, zonder de geldigheid en de omvang ervan te beoordelen. Uit het beslagexploit blijkt dat de deurwaarder heeft vastgesteld dat de beslagvrije voet € 21,06 bedraagt. Het aan appellant per maand overgemaakte bedrag aan AOW-pensioen is hoger dan dit bedrag, zodat niet gezegd kan worden dat de Svb ten nadele van appellant een onjuiste uitvoering heeft gegeven aan het beslag. Indien appellant het niet eens is met (de omvang of geldigheid van) het beslag, dient hij zich tot de burgerlijke rechter te wenden. Hoewel appellant stelt hiertoe niet in staat te zijn, omdat hij voor een geding bij de burgerlijke rechter vertegenwoordigd dient te zijn door een advocaat en hij niet in staat is een advocaat te vinden die voor hem wil optreden, kan dit niet leiden tot de conclusie dat hij in dit geding tegen de Svb deze argumenten succesvol kan aanvoeren. In een geding inzake derdenbeslag dient, naar vaste rechtspraak, de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of het bestuursorgaan, in casu de Svb, is gebleven binnen het kader van het beslag. Die vraag dient bevestigend beantwoord te worden.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de rechtbank terecht en op juiste gronden het beroep ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook bevestigd worden.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.I. Troelstra

SS