Uitspraak
31 oktober 2014, 14/2890 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 6 januari 2014 een aanvraag om bijstand ingediend, welke door het college werd afgewezen. Hiertegen heeft zij op 3 maart 2014 bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden. Appellante stelde dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een recente bevalling en medische problemen, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 13 september 2016 geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat was om binnen de termijn bezwaar te maken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de klachtenfunctionaris van de gemeente niet verplicht was om appellante te wijzen op de bezwaartermijn tijdens hun telefoongesprek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de betrokkenen om zich bewust te zijn van de geldende termijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.