ECLI:NL:CRVB:2016:3401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling bijstandsaanvraag wegens niet aanleveren van gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 26 januari 2015 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verzocht de appellant om voor 9 februari 2015 verschillende gegevens, waaronder bankafschriften van de afgelopen drie maanden. De appellant heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat leidde tot een besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond, omdat niet in geschil was dat de appellant de gevraagde gegevens niet tijdig had overgelegd. De appellant voerde aan dat hij door een psychische stoornis niet in staat was om de gegevens aan te leveren, maar dit werd niet onderbouwd met medische stukken. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad stelde vast dat de appellant ook in hoger beroep geen medische stukken had overgelegd die zijn stelling onderbouwden. Bovendien had de appellant op 23 februari 2015 een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij wel alle benodigde gegevens tijdig had overgelegd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.