ECLI:NL:CRVB:2016:3394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens onduidelijke woon- en leefsituatie
In deze zaak gaat het om de intrekking en afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand van appellante, die sinds 1999 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De zaak is ontstaan na een onderzoek van het college van burgemeester en wethouders van Venlo naar de woon- en leefsituatie van appellante, die sinds 26 augustus 2013 niet meer op haar uitkeringsadres verbleef. Appellante had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college concludeerde dat haar feitelijke woonsituatie niet bekend was, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen over haar verblijfplaats. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand. De uitspraak benadrukt het belang van controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats voor het vaststellen van recht op bijstand.