ECLI:NL:CRVB:2016:3376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf buiten de gemeente
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 9 juli 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had als woonadres opgegeven [uitkeringsadres] te [plaatsnaam 1], maar er ontstond twijfel over zijn feitelijke woonplaats na een melding van de Regiopolitie Twente over een mogelijke hennepkwekerij op dat adres. De Sociale Recherche Twente voerde een onderzoek uit, waarbij onder andere dossieronderzoek, een buurtonderzoek en een huisbezoek plaatsvonden. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, maar feitelijk bij zijn vrouw in [plaatsnaam 2] (Duitsland).
Het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen besloot op 2 juni 2014 de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft appellant zijn gronden tegen de uitspraak van de rechtbank herhaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant zijn woonplaats niet in Tubbergen had, en dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was.
Appellant voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, vanwege zijn psychische problemen. De Raad oordeelt echter dat appellant niet heeft aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor hem zou hebben. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen dringende redenen aanwezig zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.