ECLI:NL:CRVB:2016:3374

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
14/5846 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant en gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die inmiddels was overleden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2014. De appellant, die laatstelijk woonachtig was in Rotterdam, had hoger beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. W.C. de Jonge. Na het overlijden van de appellant heeft mr. De Jonge de Raad geïnformeerd over het overlijden en zich teruggetrokken als gemachtigde.

De Raad heeft vervolgens geprobeerd contact te leggen met de erfgenamen van de appellant, maar er is geen reactie ontvangen op de brieven die zijn gestuurd. Ondanks een aankondiging in de Staatscourant dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 3 augustus 2016, is er niemand van de zijde van de erfgenamen verschenen. CIZ, de wederpartij, was wel vertegenwoordigd tijdens de zitting.

De Raad heeft overwogen dat, gezien het overlijden van de appellant, er geen procesbelang meer is bij de voortzetting van het geding. Er zijn geen erfgenamen die het geding willen voortzetten, en daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/5846 AWBZ
Datum uitspraak: 14 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
14 oktober 2014, 13/3877 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. De Jonge heeft de Raad nadien bericht dat appellant is overleden en dat zij zich terugtrekt als gemachtigde.
Op de brief van 10 juni 2015, gericht aan de erven van appellant en gestuurd naar het laatst bekende adres van appellant in Rotterdam, is ook na rappelbrief van 13 juli 2015 geen reactie gekomen.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 27 juni 2016 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 3 augustus 2016.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2016. Van de zijde van de erfgenamen van appellant is niemand verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Henneveld.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij de voortzetting van het geding.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) I.G.A.H. Toma

SS