Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie voor appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de korpschef van politie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 september 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank Zeeland-West-Brabant in haar eerdere uitspraak van 21 april 2015 is bekrachtigd. De korpschef had in 2011 de uitgangspositie van appellante voor haar toekomstige functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat de matching van haar functie niet overeenkomstig de Regeling is geschied en dat het resultaat onhoudbaar is. De Raad oordeelt echter dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet correct is uitgevoerd. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en stelt dat de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing naar de Regeling. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.