ECLI:NL:CRVB:2016:3361

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
15-5978 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de rol van de transponeringstabel in besluitvorming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.J. Dammingh, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie, dat betrekking heeft op de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Senior GGP. De korpschef had eerder de uitgangspositie van appellante vastgesteld op Coördinator Jeugdbeleid, maar appellante betwist dat de matching met de LFNP-functie correct is uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de transponeringstabel, hoewel niet als algemeen verbindend voorschrift aangemerkt, als basis voor besluitvorming kan dienen. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat onhoudbaar is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van onbillijkheden van overwegende aard en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

15/5978 AW
Datum uitspraak: 8 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 juli 2015, 14/4784 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.E. Bensoussan en R.M.M. Paulssen.
Ter zitting heeft de korpschef, met toestemming van appellante, nadere stukken overgelegd.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Bij besluit van 2 november 2011 heeft de korpschef de uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op Coördinator Jeugdbeleid, salarisschaal 8. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Senior GGP, met als vakgebied GGP en werkterrein Jeugd, salarisschaal 8. Bij besluit van 4 juli 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de transponeringstabel, anders dan in het bestreden besluit is vermeld, geen algemeen verbindend voorschrift is en dat het bestreden besluit in zoverre ondeugdelijk is gemotiveerd. Dit gebrek heeft de rechtbank gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP-functie (Regeling) is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. De korpschef heeft in redelijkheid kunnen weigeren om de hardheidsclausule toe te passen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
3. Appellante heeft op de hierna te bespreken gronden de juistheid van die uitspraak bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Vooropgesteld wordt dat de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de in de bijlage bij de Regeling opgenomen transponeringstabel, hoewel deze het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.1.2.
Appellante heeft betoogd dat haar werkzaamheden het meest overeenkomen met de omschrijving van het vakgebied Operationeel Specialismen en niet met het gekozen vakgebied GGP. Zij voert aan dat het accent van haar werkzaamheden niet ligt op het operationele politiewerk. Zij heeft verder aangevoerd dat de matching niet consequent is geweest. Zij wijst erop dat haar korpsfunctie in het kader van de reorganisatie zal worden ingedeeld in het vakgebied Operationeel Specialismen.
4.1.3.
Uitgangspunt bij de matching is ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling, in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie. De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar een LFNP-functie is vastgesteld op Coördinator Jeugdbeleid. De Raad deelt de opvatting van de korpschef dat, gelet op de werkzaamheden die in de korpsfunctiebeschrijving zijn vermeld, de functie met name uitvoeringsgericht is en dat de vermelde werkzaamheden zijn te verenigen met het vakgebied GGP. Verder is de Raad van oordeel dat de positie van appellante in de op handen zijnde reorganisatie losstaat van de thans bestreden besluitvorming; deze positie kan bij de beoordeling of de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins onhoudbaar is geen rol spelen. Het betoog van appellante slaagt niet. De conclusie is dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
4.2.
Anders dan appellante acht de Raad de in het bestreden besluit gegeven motivering op het punt van de matching niet ontoereikend. De korpschef is in het bestreden besluit ingegaan op de uitgangspositie van appellante en heeft, onder verwijzing naar de matchingssystematiek, uiteengezet welk LFNP-vakgebied het meest vergelijkbaar is, aan de hand van de Regeling en de transponeringstabel. Daarmee is wel degelijk, zij het summier, gemotiveerd waarom het resultaat van de matching overeenkomstig de Regeling is geschied en niet anderszins onhoudbaar is te achten. Weliswaar was het beter geweest als de motivering op dit punt wat meer op de persoon toegesneden was geweest, maar van een motiveringsgebrek op dit punt kan niet worden besproken, juist nu de korpschef voor besluitvorming als hier aan de orde in beginsel mag verwijzen naar de transponeringstabel.
4.3.
Het betoog van appellante dat haar beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat appellante geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de matching in haar situatie heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard of dat sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling. Anders dan appellante betoogt, acht de Raad de in het bestreden besluit gegeven motivering op dit punt niet ontoereikend. Daarin staat dat geen sprake is van onbillijkheden van overwegende aard en dat in hetgeen appellante aanvoert geen reden is gelegen om af te wijken van de uitkomst van de matchingssystematiek. Van een motiveringsgebrek op het bewuste punt kan niet worden gesproken. De stelling van appellante dat volstrekt onduidelijk is waarom in haar geval geen toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule en in het geval van anderen wel, leidt niet tot een ander oordeel. Met de korpschef is de Raad van oordeel dat het motiveringsbeginsel niet zover strekt dat de korpschef gehouden is inzicht te geven in welke gevallen de hardheidsclausule wel is toegepast.
4.4.1.
Appellante heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft aangevoerd dat een collega die binnen het voormalige korps [regio] eveneens de functie Coördinator Jeugdbeleid in salarisschaal 8 uitoefende wel is gematcht met de LFNP-functie Operationeel Specialist A, schaal 9. Dit betoog slaagt niet. De korpschef heeft ter zitting toegelicht dat de functiebeschrijving behorende bij de functie Coördinator Jeugdbeleid uit dat korps is aangepast en is gewaardeerd in een hogere schaal naar aanleiding van een verzoek om functieonderhoud. De Raad volgt de korpschef in zijn standpunt dat de uitgangsposities van appellante en haar collega daarom niet op één lijn zijn te stellen en dat geen sprake is van gelijke gevallen. Het verzoek van appellante om in de gelegenheid te worden gesteld om de toelichting van de korpschef bij de betreffende collega te verifiëren en een nadere onderbouwing van het beroep op het gelijkheidsbeginsel aan te leveren, wijst de Raad af. Er bestaat geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door de korpschef ter zitting gegeven toelichting. De korpschef heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel voldoende weersproken. De Raad acht zich voldoende voorgelicht en ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.
4.4.2.
Anders dan appellante betoogt, heeft de korpschef in het bestreden besluit het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel afdoende weerlegd. Het was vervolgens aan appellante om haar standpunt dat sprake was van gelijke gevallen, ondanks de verschillen in uitgangsposities en salarisschalen, aannemelijk te maken.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.6.
Appellante heeft betoogd dat zij aanspraak maakt op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat zij terecht is opgekomen tegen een dragende overweging in de besluitvorming, dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is, en heeft moeten procederen om tot een deugdelijke motivering te komen. Dit betoog slaagt niet. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 21 april 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1448).
4.7.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. Evenmin bestaat aanleiding om, zoals is verzocht, de korpschef te veroordelen tot vergoeding van griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) M.S. Spek

HD