ECLI:NL:CRVB:2016:3352
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet overleggen van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van bijstand aan appellante is bevestigd. Appellante ontvangt sinds 1 juli 1996 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In juli 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg appellante verzocht om bepaalde gegevens, waaronder bankafschriften en bewijs van inkomsten, te overleggen. Appellante heeft hier niet op gereageerd, wat leidde tot een opschorting van haar bijstandsrecht en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 23 juli 2014.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het verzuim haar niet kan worden verweten, omdat zij door gezondheidsproblemen niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende medische gegevens heeft overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De Raad heeft vastgesteld dat de gevraagde gegevens van belang waren voor de bijstandsverlening en dat appellante deze niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat aan de voorwaarden van artikel 54, vierde lid, van de WWB was voldaan. Het hoger beroep van appellante is afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.