Uitspraak
12 september 2014, 14/363 (aangevallen uitspraak)
F.M.J. Eijmael.
OVERWEGINGEN
4 juni 2011 ziek gemeld wegens pijnklachten. Naar aanleiding van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsarts van het Uwv appellante onderzocht. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellante als gevolg van verschillende fysieke klachten, waar nog geen diagnose aan te koppelen is, geen benutbare mogelijkheden heeft. Gelet hierop heeft het Uwv bij besluit van 24 april 2013 vastgesteld dat appellante vanaf 1 juni 2013 recht heeft op een loongerelateerde
WGA-uitkering (LGU). De einddatum van de LGU is vastgesteld op 1 februari 2015.
24 april 2013 gemaakte bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv appellante op 1 augustus 2013 op de hoorzitting gezien. Op basis van bestudering van de dossiergegevens en de bevindingen bij de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat medisch gezien sprake is van een verhoogde bezinking, lichte leverfunctiestoornissen, een niet optimaal ingestelde bloeddruk en wisselende bloedwaarden van de schildklier. Andere medische afwijkingen of stoornissen zijn niet aangetoond of vastgesteld. Gelet hierop wordt appellante in staat geacht tot het uitvoeren van lichte fysieke inspanningen. De mogelijkheden en beperkingen zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 augustus 2013. Op basis van deze FML heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv vastgesteld dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. Gelet op deze bevindingen heeft het Uwv bij besluit van
21 november 2013 (bestreden besluit 1) vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2013 minder dan 35% bedraagt, dat het besluit van 24 april 2013 wordt ingetrokken en dat de betaling van de aan appellante toegekende LGU wordt beëindigd per 2 januari 2014, zes weken na de datum van bestreden besluit 1.
14 mei 2014 en 20 juni 2014 toereikend heeft gemotiveerd waarom de door appellante in beroep ingediende medische informatie geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen zoals weergegeven in de FML van 13 augustus 2013. De rechtbank heeft zich voorts verenigd met de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit 1.
W.P.P. Polomski overgelegd.
2 februari 2015, eveneens in deze beoordeling is betrokken. Bij besluit van 2 februari 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante vanaf 1 februari 2015 en 21 augustus 2015 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat er geen sprake is van verlies aan verdienvermogen. Appellante heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Gelet op deze nadere beoordeling en besluitvorming heeft appellante geen belang meer bij beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 2. Dit brengt met zich mee dat het beroep van appellante tegen het bestreden besluit 2 wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- vernietigt het besluit van 21 november 2013;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 26 november 2015 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep, in totaal een bedrag van € 1.984,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van in totaal € 166,- vergoedt.
L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2016.